Samenhang spraak-/taalmoeilijkheden en dyslexie
Veel kinderen met ernstige spraak-/taalmoeilijkheden ontwikkelen op latere leeftijd dyslexie. In de wetenschappelijke literatuur worden percentages van wel 40-50% genoemd waarbij de combinatie van taalproblemen en dyslexie vaker bij jongens dan bij meisjes voorkomt.
Er zijn vier typen taalleerproblemen te onderscheiden die ten grondslag liggen aan moeite met lezen, spellen en rekenen:
1. Auditieve verwerkingsproblemen
Leerlingen met auditieve verwerkingsproblemen hebben moeite met het onderscheiden, herkennen, analyseren en synthetiseren van spraakklanken. Alleen auditieve oefeningen leveren voor het leren lezen erg weinig op. Lezen bestaat uit meer dan alleen de auditieve component. Juist de koppeling tussen de auditieve en de visuele component is belangrijk. Een logopedist leert een kind om met klanken te manipuleren waarbij in een vroeg stadium met klanken en letters wordt gewerkt.
2. Spraakproblemen
Bij de behandeling komt de auditieve, visuele en spraak motorische component van de woordstructuur aan de orde. Kinderen moeten een woord horen, zien (letters en mondbeeld) en uitspreken.
3. Grammaticale problemen
Grammaticale problemen bij kinderen zijn vooral terug te vinden bij het niet correct kunnen toepassen van regels met betrekking tot woordvorming, zinsbouw en spellingregels.
4. Betekenisverlening
Kinderen die problemen hebben met betekenisverlening hebben moeite met het vinden van de juiste woorden, met het leggen van relaties tussen woorden en met pragmatisch taalgebruik. Deze problemen komen tot uiting bij begrijpend luisteren, begrijpen lezen, het vertellen van verhalen zowel mondeling als schriftelijk (stellen). De logopedist kan een kind helpen om woordvinding en pragmatiek te benaderen via geschreven taal, zeker wanneer er sprake is van lees- en spellingproblemen.